| ||||||||||
Archief projectenAfferden, St. Cosmas en Damianus
|
Afferden, Verschueren 1958. | Het orgel in de kerk van de H. Cosmas en Damianus te Afferden werd in 1958 gebouwd door de Fa. L. Verschueren, orgelmakers te Heythuysen. Het instrument met zijn electropneumatische aansturing, opbouw uit ook moderne materialen als triplex, hardboard en kunststof en een dispositie toegespitst op de idealen van de van de Orgelbewegung is typisch voor de Zuid-Nederlandse orgelbouw ten tijde van de na-oorlogse periode van opbouw. Venray, St. Petrus-Bandenkerk
|
Venray, Vermeulen 1955. | Het orgel in de St. Petrus-Bandenkerk in Venray werd in 1955 gebouwd door de Gebroeders Vermeulen, orgelmakers te Weert. De orgelkas werd uitgevoerd naar een ontwerp van de Venlose architect Ir. J. Kayser. In tegenstelling tot de bij dit orgeltype veelal toegepaste open pijpopstelling is de vormgeving van het orgelmeubel traditioneel. Volgens beginsel van het Noord-Duitse Werkprinzip vertoont het een zichtbare werkopbouw van Hoofdwerk, Positief, Zwelwerk en Pedaal. Het Zwelwerk bevindt zich evenwel gelijk boven de oksaalvloer, gevolgd door respectievelijk het Hoofdwerk en het Positief. De speel- en registertractuur zijn opgebouwd naar het voor die tijd gangbare elektro-pneumatische systeem. De dispositie vormt een weerspiegeling van de principes van de in het begin van de twintigste eeuw in Duitsland opgekomen Orgelbewegung, een nieuwe richting in de orgelbouw, die zich ten doel stelde de piramidale klankopbouw van het barokorgel een nieuw leven in te roepen om daarmee het instrument geschikt te maken voor de uitvoering van oude muziek, dit de eigentijdse electro-pneumatische aansturing en het toepassen van een zwelkast ten spijt. De dispositie luidt:
I Hoofdwerk C - g3
Ondanks een grootonderhouds- en herstelbeurt in 1995 door orgelmaker Vermeulen, nam in de loop der jaren het aantal defecten gestaag toe. Om die reden nam het Kerkbestuur in 2011 contact op met de Katholieke Klokken- en Orgelraad met het verzoek om advies, hetgeen leidde tot een grootonderhoudsbeurt, ditmaal uitgevoerd door Daniël Janssen, orgelmaker te Thorn. In de periode van augustus tot december 2013 werden de volgende werkzaamheden verricht: Broekhuizenvorst, Kerk van de Heilige Naam Jezus
|
Detail hoofdwerk. Duidelijk zijn de talloze kernsteken en de vervuiling zichtbaar. |
Het orgel in de Kerk van de Heilige Naam Jezus in Broekhuizenvorst werd in 1950 door de Fa. L. Verschueren, orgelmakers te Heythuysen gebouwd. Het instrument telde twaalf registers, verdeeld over Hoofdwerk, Zwelwerk en Pedaal. Het systeem was het destijds gebruikelijke elektro-pneumatische.
Omdat het orgel in toenemende mate mankementen vertoonde, werd in 2013 bij de KKOR advies ingewonnen. Bij inspectie bleek dat het instrument met stof en gruis was vervuild, de windvoorziening lekkages vertoonde, de windmachine onnodig veel geluid maakte, delen door houtworm aangetast waren, de aandrijving van de registers niet functioneerde en het pijpwerk ernstige schade vertoonde.
De kosten van reparatie van het instrument bleken niet in verhouding te staan tot de waarde ervan. Begin 2014 werd het Fama en Raadgever-orgel (1981) van de muziekschool te Amersfoort zeer voordelig te koop aangeboden, dit in verband met de verhuizing van dit instituut naar een nieuw gebouw. Op aanbeveling van de KKOR-adviseur wist het kerkbestuur het aan te kopen. Aan Verschueren Orgelbouw werd de opdracht tot demontage, overbrenging en remontage gegeven, welke werkzaamheden in mei 2014 voltooid werden.
| De dispositie luidt:
Manuaal I, (C - g3)
Roerfluit 8'
Manuaal II, (C - g3)
Pedaal (C - f1)
Subbas 16' Adviseur, Remy Syrier Thorn, Kapel onder de LindenHet orgel van de Kapel onder de Linden is een fraai voorbeeld van Noord-Nederlandse huisorgelbouw in het midden van de 19de eeuw en wordt toegeschreven aan de Amsterdamse huisorgelmaker Hermanus ter Hart. Deze genoot zijn opleiding in het atelier van Hermanus Knipscheer II. Het werk van Ter Hart vertoont dan ook vele overeenkomsten met dat van zijn leermeester. Aangezien Ter Hart en Knipscheer hun kasten bij de zelfde meubelmaker lieten vervaardigen, zijn hun orgels moeilijk uit elkaar te houden. Beide orgelmakers signeerden en dateerden hun instrumenten maar zelden. | De dispositie luidt:
Holpijp 8' B/D
Bij inspectie in 2010 bleek het instrument door droogte zeer te lijden te hebben gehad. Zowel fineer als kernhout van het meubel vertoonden scheuren. Windlade en houten pijpwerk verkeerde echter nog in goede staat. Daarentegen vertoonde het in een later stadium verlengde pijpwerk beschadigingen en was vooral het kleinere pijpwerk noodgedwongen voorzien van stemringen.
In 2014 werd aan Verschueren Orgelbouw te Heythuysen de opdracht tot restauratie verleend. De werkzaamheden omhelsden het vervaardigen van een podium waaronder de windvoorziening geplaatst werd, restauratie van het orgelmeubel, restauratie van het metalen pijpwerk, waarbij alle verlengingen door nieuwe exemplaren van bijbehorende metaallegering werden vervangen en het terugbrengen op een toonhoogte van a = 440 Hz. Maastricht, overplaatsing van het orgel van het stadhuis naar de Onze Lieve VrouwebasiliekHet orgel van het stadhuis van Maastricht bevond zich sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw in het Bonnefantenmuseum, dat destijds in het Sepulchrijnenklooster aan de Ezelmarkt gevestigd was. De Gemeente Maastricht had het aangekocht bij orgelmaker Emile Verschueren te Tongeren. Deze leverde in 1956 aan de parochiekerk te Opgrimbie een nieuw orgel en zocht in Belgie tevergeefs voor het oude instrument een passende bestemming. Voordien restaureerde Emile Verschueren het orgel, waarbij hij onder meer de oorspronkelijke dispositie herstelde; de door Clerinx vervaardigde Montre 8' verving hij door een Cornet uit omstreeks 1840 van de Luikse orgelmaker Graindorge en op een lege sleep plaatste hij een achttiende-eeuwse Cromhorne uit een orgel van onbekende herkomst. In 1964 werd het instrument naar de hal van het Maastrichtse stadhuis overgebracht, waarna pas in 1979 een algehele restauratie volgde, ditmaal uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw te Heythuysen. Maarten Albert Vente trad hierbij als adviseur op. De restauratie beoogde voornamelijk technisch herstel van door droogte veroorzaakte schade. | De dispositie luidt :
Bourdon 8'
De overplaatsing van het orgel vanuit het stadhuis naar de Onze Lieve Vrouwebasiliek bracht de volgende werkzaamheden met zich mee: Het pijpwerk werd van de lade geruimd, grondig schoongemaakt en in kisten verpakt. De lade, het speel- en registermechaniek, klavier en pedaal werden gedemonteerd en schoongemaakt en de kas in delen uit elkaar genomen. Vervolgens bouwde de orgelmaker het instrument op in het linker transept van de Onze Lieve Vrouwebasiliek. Hij verving de enigszins beschadigde kunststoffen registerplaatjes met machinaal ingegraveerde registeropschriften door handgeschept papieren registerplaatjes met gekalligrafeerde registeropschriften. De intonatie werd gecorrigeerd en optimaal aan de nieuwe akoestische omstandigheden aangepast. De in het stadhuis aangetroffen temperatuur bleek een slecht klinkende en omstreden interpretatie van de Chaumont-stemming te zijn. In overleg met de orgelmaker en met goedkeuring van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd ervoor gekozen de beter bij de stijl van het instrument passende D'Alembert-Rousseau-stemming toe te passen. 's-Heerenberg, St, PancratiusIn 1907 bouwde de firma Maarschalkerweerd een twee-klaviers pneumatisch orgel met vrij pedaal voor de r.k. parochiekerk te 's-Heerenberg. Het instrument onderging in de loop der jaren enkele wijzigingen, maar bleef grotendeels in originele staat bewaard. De belangrijkste wijzigingen betroffen de verplaatsing van de speeltafel in 1936 van het midden naar de zijkant van het oksaal en de dispositiewijziging in 1957/1958 door Pannekoek & Vermeux. De twee houten fluiten van het Positief werden bij deze gelegenheid vervangen door een nieuwe Sexquialter en een Speelfluit 2', de Mixtuur werd vernieuwd wegens tinpest en de eerder tot Vox coelestis 8' opgeschoven Salicet 4' werd weer teruggeschoven. Nadien vonden er nog incidentele werkzaamheden plaats door Jos Vermeulen en Flentrop Orgelbouw. In 2011-2012 is het orgel gerestaureerd door Elbertse Orgelmakers. Hierbij is het instrument op alle onderdelen hersteld en gereinigd. De originele dispositie is hersteld waarbij de ontbrekende houten fluiten op basis van de beschikbare documentatie nieuw zijn vervaardigd. De Mixtuur heeft de oorspronkelijke samenstelling teruggekregen waarbij het materiaal van de Mixtuur en de Sexquialter uit 1957/1958 hergebruikt kon worden. Verder is de speeltafel teruggeplaatst naar de oorspronkelijke locatie tussen de twee orgelkassen in. De dispositie luidt als volgt: | Hoofdwerk (I C- f3) Bourdon 16' Positief (II C- f3)
Pedaal (C- d1) Subbas 16' P + I; P + II, I + II, 1 vrije combinatie, drie vaste combinaties p mf t Eys, R.K.St. Agatha |
Het orgel in de H. Agathakerk te Eys werd in
1844 gebouwd door de Gebr. Mueller uit Reifferscheid. Het betrof een
twee-klaviers instrument met aangehangen pedaal. Het instrument was
voorzien van een zgn. economielade waarbij alle pijpwerk op een lade
geplaatst is maar door een ingenieus kleppen- en cancellensysteem over
twee klavieren bespeelbaar is. Tot 1942 vonden er hoofdzakelijk kleinere
onderhoudswerkzaamheden plaats. In 1942 werden door de Gebrs. Vermeulen
uit Weert grotere onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd waarbij tevens een
vrij pedaal aangebracht werd. Het orgel werd geheel schoongemaakt en
het pijpwerk werd hersteld. Tevens werd gewerkt aan de balgen, klavieren
en de mechanieken. Er werden nieuwe roosters van berken-triplex
aangebracht. De Bourdon 16' werd van C - d1 op een pneumatische lade
geplaatst en werd bespeelbaar vanaf het nieuwe pedaalklavier. Tot slot
werd de dispositie gecompleteerd door het aanbrengen van een gebruikte
Flaut-travers 8' diskant. De originele Flaut-traver 8' was blijkbaar in
de loop van de jaren verdwenen. Wanneer en waarom dit gebeurd is, kan
niet herleid worden uit de archivalia. In 1961/1962 vond een algehele
restauratie plaats door Flentrop Orgelbouw. Voorop stond dat het oude
materiaal van de Gebr. Müller met groot respect behandeld zou worden en
niet verloren zou gaan. Opmerkelijk is dat naast de Flauttravere 8'
tevens de Gamba 8' vernieuwd werd omdat dit register klaarblijkelijk in
het verleden ook al eens vervangen was en niet meer origineel was.
Hierover ontbreekt echter documentatie in de archivalia. De Gamba 8'
werd gekopieerd naar voorbeeld van de Gamba 8' die Maarschalkerweerd in
1890 geplaatst had in het Kunckel-orgel uit 1784 in de kerk van de
Doopsgezinde Gemeente te Zaandam. De Flauttravere 8' werd gekopieerd
naar voorbeeld van de Flauttravers 8' van het Gebr. Müller-orgel uit
1851 in de kerk van de H. Johannes de Doper te Mechelen. Het vrije
pedaal van Vermeulen met de originele Bourdon 16' bleef aanwezig, maar
werd mechanisch speelbaar gemaakt vanuit zowel het manuaal als het
pedaal. In 1980 voerde dezelfde firma groter onderhoud uit zonder de
bestaande toestand te wijzigen. Door vervuiling en enkele structurele
problemen was na 30 jaar een hernieuwde restauratie noodzakelijk. Deze
werd uitgevoerd door Flentrop Orgelbouw in 2012. Het orgel is hierbij
in- en uitwendig geheel schoongemaakt, uitgezonderd het inwendige van
de laden. De mechanieken zijn opnieuw afgeregeld waarbij op een aantal
plekken nieuwe draden en moeren zijn toegepast. Alle plaatsen met
houtworm zijn door een professioneel bedrijf behandeld. Er is veel
aandacht besteed aan de Trompet 8';, zowel in klankvorming als in
praktisch gebruik (stemmen). Er zijn enkele voetpunten vervangen bij
kleine labiale pijpen. Het orgel is voorzien van nieuwe eiken slepen ter
vervanging van het Flentrop-systeem met verende schachtjes waarbij
ringetjes zijn aangebracht op de cancellen en onder de stokken. De
stokken en de dekplaat zijn gevlakt. De schakelleertjes onder de
ventielkasten zijn vervangen door gefestonneerde haakjes. Verder zijn de
conducten beter bevestigd, zijn lekkages gedicht, is verlopen intonatie
hersteld en is het instrument gestemd. Bourdon 16' B/D Manuaal I ( C - f3) Hohlflaut 8' tr Pedaal ( C - d1)
Subbas 16' tr Koppel Ped-man II Vessem, R.K. St.-LambertuskerkIn 1868 bouwde François-Bernard Loret (Mechelen) een nieuw orgel voor
de toenmalige St.-Lambertuskerk te Vessem. Toen in 1883 de huidige kerk
tegen de oude toren werd voltooid is waarschijnlijk ook de orgelkas
verfraaid met beeldhouwwerk van Cornelis van Opstal. In 1929 voerde de
firma Gebr. Vermeulen (Weert) herstelwerkzaamheden uit, waarbij ook de
dispositie gewijzigd werd. Ingrijpender was de ombouw die de firma
Verschueren (Heythuysen) in 1968 uitvoerde. Bij die gelegenheid werd de
dispositie opnieuw gewijzigd, werd de windlade van telescoophulzen
voorzien en werden mechaniek en klaviatuur op onderdelen vernieuwd. In
2009/2010 vond een integrale restauratie plaats waarbij de
oorspronkelijk situatie gereconstrueerd werd. Deze werkzaamheden werden
uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw onder advies van Rogér van Dijk
(namens de KKOR) en de orgeldeskundigen van de Rijksdienst voor
Cultureel Erfgoed.
Prestant 8 vt, 1868 C-H front, zink (middentoren en aangrenzende velden), vervolg van orgelmetaal. c en cis afwijkende factuur Manuaal I (C-f3)
Bourdon 16 vt,1868, C-h hout (gedekt), vervolg metaal (gedekt met zijbaarden) c1-g1 ouder materiaal, in 1868 geplaatst Aangehangen Pedaal (C-d1) Someren, R.K. St.-LambertuskerkIn 1856/57 bouwde Franciscus Cornelius Smits (Reek) een nieuw orgel
voor de toenmalige St.-Lambertuskerk van Someren. Men koos daarbij voor
het grootste plan (wee klavieren en zelfstandig pedaal), maar bijna de
helft van de geplande registers bleef gereserveerd. In 1872 plaatste
orgelmaker Franssen uit Roermond een Viola di Gamba op het Manuaal
waarvoor de oorspronkelijke ladevolgorde werd aangepast. Zes jaar later
werd het orgel schoongemaakt door Vermeulen uit Weert. Dezelfde
orgelmakerij verzorgde de overplaatsing van het orgel naar de in 1925
gebouwde huidige kerk. Het instrument is toen tamelijk ingrijpend
gewijzigd. Zo werden de windvoorziening en de frontpijpen vernieuwd en
kreeg het Onderpositief een nieuwe kegellade met pneumatische tractuur.
In 1963 voerde de firma Gebr. Vermeulen een zeer ingrijpende restauratie
uit. Voor Onderpositief en Pedaal werden nieuwe sleepladen vervaardigd
en de oude windlade van het Manuaal werd van een verende
sleepconstructie voorzien. De windvoorziening werd weer vernieuwd en
bestond vanaf dat moment uit vijf kleine regulateurs in het orgel.
Verder werd de dispositie gewijzigd en uitgebreid waarbij niet het werk
van Smits, maar de toen heersende klankopvatting als uitgangspunt gold.
In 1994 voerde de firma Vermeulen groot onderhoud uit waarbij enkele
kleine wijzigingen plaatsvonden.
In 2008/10 is het orgel gerestaureerd/gereconstrueerd waarbij de
oorspronkelijk door Smits bedoelde aanleg als uitgangspunt gold. De
werkzaamheden zijn uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw onder advies
van Rogér van Dijk (KKOR) en Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor Cultureel
Erfgoed).
Prestant 8 vt,C-h front, 1963 (middentoren en aangrenzende velden), vervolg 1857 Onderpositief (Manuaal I, C-f3)
Prestant 4 vt,C-c1 front, 1963 (zijtorens en aangrenzende velden), vervolg nieuw Pedaal (C-d1)
Prestant 8 vt,1963, C-Dis afgevoerd, E-dis in het front, e-d1 op de laden
Koppel Man: Pos: | ||||||||||
Esch, R.K. St.-WillibrorduskerkIn 1961 kocht het kerkbestuur van de Sint-Willibrorduskerk te Esch
het voormalige orgel van de Hervormde Kerk te Vught. Lange tijd was de
geschiedenis van het instrument in nevelen gehuld. Zelfs bij aanvang van
de thans voltooide restauratie bestonden er nog veel onduidelijkheden
over de oorspronkelijke maker en de technische aanleg van het
instrument. Door de medewerking van drs. W.J.C. Diepenhorst, Aart van
Beek en Aart Bergwerff kon het Essche orgel in 2009 worden
geïdentificeerd als een werkstuk van Antonius Friedrich Gottlieb
Heyneman.
Het instrument werd oorspronkelijk in 1788 gebouwd voor de Hervormde
Kerk van Vught maar raakte in 1795 zwaar beschadigd. Uiteindelijk is het
in 1816/17 herbouwd door de gebroeders Van Hirtum (Hilvarenbeek). Zij
vervaardigden tenminste een nieuwe orgelkas en gedeeltelijk nieuw
pijpwerk; de bestaande windlade en het grootste deel van het pijpwerk
bleven gehandhaafd. De Amsterdamse beeldengieter Anthoni Boggia leverde
de drie beelden die nog altijd het orgel sieren.
In 1824/25 is het orgel hersteld en gewijzigd door J. Zubeleé.
Vermoedelijk voerde hij ook veranderingen in de dispositie uit. J.C.
Schmidt leverde in 1828 een pedaalklavier. In 1847 voerde de Luikse
orgelmaker Arnold-Joseph Graindorge voor 100 gulden niet nader
omschreven werkzaamheden aan het orgel uit.. Huibert Cornelis van der Aa
herstelde het orgel in 1885 voor 175 gulden. In 1922 werkte de firma O.
Koch & Zonen (Tilburg) aan het orgel. De kosten daarvan bedroegen
400 gulden. Mogelijk zijn toen enkele nieuwe registers (deels met
bestaand pijpwerk van elders) geplaatst. In 1933/34 volgde een zeer
ingrijpende restauratie door de firma J. de Koff & Zn. (Utrecht)
onder advies van de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad (NKO). De kosten
van deze werkzaamheden bedroegen 1.875,- gulden. Men verwijderde de
deuren uit de achterwand van de oorspronkelijke kas en plaatsten
daarachter een grote aanbouw met daarin een aparte windlade voor drie
nieuwe registers: Prestant 8’, Octaaf 4’ en Subbas 16’. Om dit te
realiseren werd het orgel naar voren geplaatst en verhuisde de
klaviatuur van de voorzijde naar de rechterzijde van de kas. Verder werd
de kas aan de onderzijde ingekort. Vanwege de verplaatsing van de
klaviatuur werden de mechanieken vernieuwd. De bediening van de oude
windlade bleef mechanisch, maar voor de nieuwe registers gebruikte men
een kegellade met pneumatische tractuur die vanuit de ventielkast van de
oude lade werd gevoed. Daarnaast kreeg het orgel een nieuwe
windvoorziening. De dispositie werd op een aantal punten gewijzigd en
vermoedelijk zijn toen de oude frontpijpen buiten werking gesteld. De
pijpen in de tussenvelden werden vervangen door zinken exemplaren. In
1956 werd het orgel in verband met een kerkrestauratie gedemonteerd en
opgeslagen. In 1962 vond het instrument een nieuwe bestemming in de
St.-Willibrorduskerk te Esch waar het door vrijwilligers onder leiding
van Jan Clerckx (Boxtel) werd geplaatst. In 2009/10 is het orgel
gerestaureerd door orgelmaker J.C. van Rossum onder advies van Rogér van
Dijk (KKOR) en Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed).
Prestant 4 vt., D-e front middentoren en de zijtorens( Heyneman); f-d1 tussenvelden nieuw. C, Cis en dis1-f3 nieuw binnen. Manuaalomvang C-f3 Bergen op Zoom, St.-GerturdiskerkDe fa. Richard Ibach bouwde in de jaren 1863/1864 een groot
drieklaviers-orgel met 41 registers voor de kerk van de H. Maagd Maria
in Bergen op Zoom. De monumentale orgelkast, ontworpen door E.A.J. Cels,
werd vervaardigd door het atelier Peeters-Divoort uit Turnhout. In
1914/1915 bouwde de firma Gebr. Vermeulen (Weert) een nieuw orgel in de
bestaande kas met gebruikmaking van een deel van het oude pijpwerk. Het
instrument kreeg kegelladen met pneumatische tractuur en telde sindsdien
nog slechts 25 registers. Behalve de kas en een deel van het pijpwerk
bleven ook delen van de windvoorziening bewaard. In de periode 1965-1972
werd de dispositie opnieuw gewijzigd, ditmaal in neobarokke zin. Na de
sluiting van het kerkgebouw is het orgel in 1988 overgeplaatst naar de
zojuist gerestaureerde St.-Gertrudiskerk.
De matige conditie van het instrument en het onbevredigende concept
waren aanleiding voor een voorstel tot restauratie/reconstructie van het
Ibach-orgel. Jan Jongepier gaf daartoe in 2000 de eerste aanzet.
Uiteindelijk kon in 2009 met de werkzaamheden worden gestart. De
reconstructie van het orgel werd uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw
onder advies van Jan Jongepier, Rogér van Dijk (KKOR) en Rudi van
Straten namens de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Principal 16,C-d1 in het front, overige op de lade, C-fis3 oud; C-f zink II Manual (C-g3)
Principal 8 C-dis front, overige op de lade, C-fis3 oud; C-Fis zink III Manual (C-g3)
Salicional 8 metaal, B en d-dis1 oud Pedal (C-d1)
Principal 16 hout, open. C-cis1 oud Coppel Pedal & I Manual SittardIn 1970 plaatste de firma Verschueren (Heythuysen) een historisch
instrument in de kerk van Christus Hemelvaart te Sittard. Uit een etiket
dat in de windlade werd aangetroffen kan worden afgeleid dat dit orgel
in 1748 werd vervaardigd door Pieter Assendelft (1714-1766), orgelmaker
te Leiden. Het is tot op heden niet bekend voor welke kerk hij het orgel
bouwde. Vast staat wel dat het instrument lange tijd in het klooster
Soeterbeeck te Deursen stond. In 1807 werd het orgel verkocht aan de
orgelmaker Leonard van Eijsdonck, onder voorwaarde dat de zusters het
instrument gedurende een periode van zes jaar vrij zouden mogen
gebruiken. Met andere woorden: de zusters huurden het instrument in het
vervolg van Van Eijsdonck en betaalden daarvoor 20 gulden per jaar.
Mogelijk trachtte men op deze wijze inbeslagname van het orgel door de
Franse autoriteiten te voorkomen. Aan het einde van de 19de eeuw was het
orgel in onderhoud bij de orgelmakers Kuijte uit Oss. Mogelijk is in
deze periode de oorspronkelijke kas van een onderbouw voorzien en de
klaviatuur (met stekermechaniek aan de achterzijde) vervangen door een
nieuwe aan de rechterzijde van het orgel. In 1954 fuseerde klooster
Soeterbeeck met klooster Mariëndaal te Sint-Oedenrode. In het kader
daarvan wenste men het orgel van Mariëndaal naar Soeterbeeck over te
brengen in plaats van het oude Assendelft-orgel. De fusie van de beide
kloosters betekende uiteindelijk de verkoop van het Assendelft-orgel.
Het instrument werd in 1955 ingrijpend gerestaureerd en uitgebreid door
de firma L. Verschueren (Heythuysen) en kreeg vervolgens een nieuwe
bestemming in de Sint-Martinuskerk te Gennep. In 1970 verhuisde het
orgel naar Sittard.
In 2010/11 is het orgel gerestaureerd/gereconstrueerd waarbij de
oorspronkelijk door Smits bedoelde aanleg als uitgangspunt gold. De
werkzaamheden zijn uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw onder advies
van Rogér van Dijk (KKOR) en Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor Cultureel
Erfgoed).
Prestant 4 C-d1 in het front, overige op de lade, 1748, f2 nieuw Winddruk 55 mm. wk. Restauratie van Hirtum-orgel in Diessen | ||||||||||
Het orgel in de R.K. St.-Willibrorduskerk van Diessen werd in 1856/60
gebouwd door de in Hilvarenbeek gevestigde orgelmaker Bernard Petrus van
Hirtum (1792-1875) en is, voor zover bekend, het laatste in zijn
oeuvre. Van Hirtum nam het werk aan voor 3300 gulden. Wegens gebrek aan
archivalia uit de periode na 1860 is er over de verdere lotgevallen van
het orgel niet veel bekend. Vooralsnog wordt aangenomen dat het orgel
omstreeks 1880 werd gewijzigd door A. Vingerhoets, die de orgelmakerij
van Van Hirtum na diens overlijden voortzette. Bij die gelegenheid zou
de toonhoogte zijn verhoogd, zouden kernsteken zijn aangebracht en zou
de dispositie zijn gewijzigd. Concrete informatie daarover is tot op
heden niet bekend. Uit aantekeningen in het parochiearchief zou men
kunnen afleiden dat de firma Gebr. Franssen (Roermond) in 1903 een
tweetal strijkende register plaatste.
In 1937 is het orgel, in het kader van een kerkrestauratie, door de
firma Gebr. Vermeulen (Weert) verplaatst en ingrijpend gewijzigd. Het
orgel werd vanuit de balustrade naar achteren verplaatst waarbij
belangrijke delen van de kas (waaronder de achterwand) verloren gingen.
De claviatuur, oorspronkelijk aan de achterzijde, verhuisde naar de
voorzijde van het orgel. Daartoe werden het front van het Onderpositief
omhoog gebracht en gewijzigd. Een en ander had uiteraard ook ingrijpende
gevolgen voor de mechanieken. Verder vervaardigde men voor het
Onderpositief nieuwe windladen (voor bas- en discant) met pneumatische
tractuur en verving men de drie spaanbalgen door een magazijnbalg. Op
het Hoofdwerk verving men de Trompet 8 door een ander, 18de eeuws
exemplaar. Verder verwijderde men het groot octaaf van de Viola di Gamba
8; dit register was vanaf dat moment van C-H gecombineerd met de
Holpijp 8. Op het Onderpositief verviel de Fluittravers D 8 en stelde
men de frontpijpen buiten werking.
In 1972 stelde Hans van der Harst, adviseur namens de Katholieke
Klokken- en Orgelraad, een rapport over het orgel op. Later dat jaar
raakte het orgel tijdens restauratiewerkzaamheden aan het kerkgebouw
beschadigd door invallende kalk van het gesloopte stucgewelf.
Uiteindelijk volgde in 1976 een algehele restauratie waarbij men
trachtte de vermeende oorspronkelijke toestand te herstellen. Het orgel
kwam weer in de balustrade te staan en de kas (en het front) werden aan
de hand van de oorspronkelijke ontwerptekening in de oude toestand
teruggebracht. De claviatuur verhuisde weer naar de achterzijde en er
kwam een nieuwe mechanische lade voor het Positief. Helaas was men
destijds kennelijk nog niet bekend met de oorspronkelijke dispositie van
het orgel. Zo kon het gebeuren dat in plaats van de oorspronkelijk
aanwezige Cornet D III van het Positief een Quint B 1 1/2 en een
Sesquialter D II werden aangebracht; overigens naar analogie van
Hilvarenbeek. Voor het overige keerde alle oude pijpwerk naar zijn
oorspronkelijke plaats terug en werd de toonhoogte verlaagd tot a1 = 415
Hz. De oude 18de eeuwse Trompet bleef daarbij gehandhaafd. Voor de
ontbrekende delen oriënteerde men zich vooral op het Van Hirtum-orgel in
Hilvarenbeek. De niet originele windvoorziening uit 1937 bleef evenwel
gehandhaafd. Nadat in 1977 de oorspronkelijke dispositie van het orgel
werd gepubliceerd wijzigde men de Quint B 1 1/2 / Sesquialter D II
alsnog in een Cornet D III. Daarvoor werd aan de bestaande koren van de
Sesquialter een twee-voets koor toegevoegd..
Omdat het orgel in de loop der jaren vervuild was geraakt en veel pijpen
niet of slecht tot spreken kwamen is in 2007 een eerste plan voor groot
onderhoud van het orgel gemaakt. Belangrijke punten daarin waren ook
reconstructie van de oorspronkelijke windvoorziening, het vervaardigen
van een nieuwe, in mensuur en factuur passende, Cornet en onderzoek naar
de toonhoogte van het orgel. Omdat tengevolge van droogteschade de
toestand van het orgel in de daaropvolgende jaren sterk verslechterde is
bij de thans voltooide restauratie op een aantal punten meer werk
verricht dan in 2007 was voorzien. De werkzaamheden omvatten in
hoofdlijnen de plaatsing van drie nieuwe spaanbalgen, herstel van de
orgelkas, de mechanieken, de claviatuur en de windladen alsmede
reconstructie van toonhoogte en intonatie.
De werkzaamheden werden uitgevoerd door J.C. van Rossum (Andel) onder
advies van Rogér van Dijk (KKOR) en W.J.C. Diepenhorst van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De ingebruikneming vond plaats
op 26 november 2011.
Bourdon 16, C-h eiken, vervolg orgelmetaal Onderpositief (I, C-f3)
Holpyp 8, C-H eiken, vervolg orgelmetaal
manuaalkoppel | ||||||||||
Orgelproject onder advies van Marcel Verheggen en Rogér van DijkBudel, O.L.V Visitatie, De restauratie van het Dalstein en Haerpfer-orgelNadere toelichting over ook dit project volgt zo spoedig mogelijk. Roermond, Munsterkerk | ||||||||||
Op 10 oktober 1890 kreeg de firma Gebr. Franssen (Roermond) de opdracht
voor de bouw van een nieuw orgel voor de Munsterkerk. Het instrument
werd in juni 1891 voltooid en telde bij oplevering 23 registers verdeeld
over Hoofdmanuaal, Positief en Pedaal. De orgelkas werd ontworpen door
Jan Albes Jorna en vervaardigd door beeldhouwer H. Geelen. Het orgel
stond toen in een nis aan de zuidzijde van de westbouw.
Vanaf 1938 werden plannen gemaakt om het orgel te vergroten en te
moderniseren. Uiteindelijk realiseerde de firma Verschueren in 1947 een
nieuw instrument dat een plaats kreeg op de galerij in de westbouw van
de kerk. Hierin waren de windvoorziening, de windladen en het pijpwerk
van het oude instruiment opgenomen. De fraaie orgelkas werd gedemonteerd
en opgeslagen in het atelier van de orgelmakers.
Vanaf 2000 werden plannen gemaakt om het orgel te herstellen. Toen bleek
dat behalve de oorspronkelijke orgelkas ook de windladen, grote delen
van de windvoorziening en vrijwel alle pijpwerk nog aanwezig waren werd
ook de belangstelling van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
gewekt. Het orgel is vervolgens opgenomen in de redengevende
omschrijving van het kerkgebouw. Daardoor kon het in het kader van het
BRIM worden gerestaureerd. Deze werkzaamheden werden in 2009/11
uitgevoerd door Verschueren Orgelbouw onder advies van Rogér van Dijk en
Marcel Verheggen (namens de KKOR) en Rudi van Straten namens de
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Cornetto C-h op de lade, discant opgebankt; 4’-koor h1-f2 oud; 2 2/3’-koor gis-c1 oud. Positief (C-f3)
Corno di camoscio 8 1891, conisch, C-f1 met zijbaarden Pedaal (C-d1)
Contrebasso 16 1891, naaldhout met eiken voeten, voorslagen en kernen, open
Manuaalkoppel Orgelprojecten KKOR onder advies van Remy SyrierDen Haag, St. Jacobuskerk: koororgelHet plan voorziet in de bouw van een koororgel met twee klavieren en een bescheiden zelfstandig pedaal. Als uitgangspunt geldt het in de St. Jacobuskerk aanwezige historisch materiaal, te weten een neogotische kas afkomstig van het voormalige Maarschalkerweerd-orgel (1908) van de gesloopte kapel van het St. Antoniusgesticht te Rotterdam en een in 1854 door Kam & Van der Meulen vervaardigde lade met bijbehorend in 1797 door Johannes Mitterreither in vervaardigd en in 1854 door Kam & Van der Meulen herschikt pijpwerk. Een tweede klavier zal in de stijl van Kam & Van der Meulen en wel speciaal naar maatvoering van het orgel in de Hoeksteen te Vianen geconstrueerd worden. Geleen, Kerk van ChristuskoningHet orgel van de kerk van Christus Koning werd in 1953 door Fa. B. Pels te Alkmaar gebouwd. De dispositie voorziet in 23 registers, verdeeld over Hoofdwerk, Zwelwerk en Pedaal. Het systeem is electro-pneumatisch. Het plan voor een grootonderhoudsbeurt voorziet in schoonmaak, vervanging van de membranen, reparatie schade aan pijpwerk, behandeling van door houtworm aangetaste delen en intonatieherstel. Maastricht, Basiliek van St. Servaas: kabinetorgelDe bouw van het kabinetorgel in de dagkapel van de Basiliek van St. Servaas wordt toegeschreven aan de uit Nordrhein-Westfalen afkomstige en in Rotterdam gevestigde orgelmaker Johannes Pieter Künckel. Het is niet alleen als meubel maar ook als klinkend instrument een zeer fraai voorbeeld van Noord-Nederlandse huisorgelbouw in de tweede helft van de achttiende eeuw. Het restauratieplan voorziet in het reconstrueren van de gedeeltelijk gewijzigde windvoorziening en mechaniek, het repareren van de door droogte opgelopen schade en restauratie van het pijpwerk. Neeritter, St. LambertuskerkHet orgel in de St. Lambertuskerk te Neeritter werd gebouwd in 1863 door de Maastrichtse orgelmakers Pereboom & Leijser. Het meubel met zijn rijk gebeeldhouwde ornamentiek, bestaande uit een hoofdwerk en een slechts uit een façade bestaand rugwerk, is bepaald atypisch voor het oeuvre van deze orgelmakers en doet eerder 18de-eeuws aan. De werkelijke structuur van het instrument voorziet in hoofdwerk, echowerk en aangehangen pedaal. In 1967 werd het instrument door de gebroeders Vermeulen, orgelmakers te Weert, gerestaureerd. Het plan voor een grootonderhoudsbeurt voorziet in schoonmaak en correctie van de intonatie. Oirsbeek, St. LambertuskerkHet orgel in de St. Lambertus was in oorsprong een éénklaviers orgel uit 1828 van de hand van de Maastrichtse orgelmaker Joseph Binvignat, bestemd voor de St. Lambertuskerk te Kerkrade. In 1841 verkocht het Kerkraadse kerkbestuur het aan de kerk te Oirsbeek. Het was niet Adam Binvignat, zoon en opvolger van Joseph Binvignat, maar Lambert Vermeulen, orgelmaker te Weert, die in 1841 belast werd met de overplaatsing van het instrument. In 1954 onderging het instrument een drastische ombouw. De firma L. Verschueren C.V. te Heythuysen verving de mechanische tractuur door een elektro-pneumatische, voegde als tweede klavier een elektro-pneumatisch zwelwerk toe en voorzag het van een nieuw in unit uitgevoerd pedaal. Het restauratieplan voorziet in reconstructie van het oorspronkelijke concept met toevoeging van een bescheiden tweede klavier naar stijl en maatvoering van Binvignat. St. Odiliënberg, Basiliek van de H.H. Wiro, Plechelmus en OtgerusHet orgel in de Basiliek van St. Odiliënberg werd in 1983 gebouwd door de Gebroeders Vermeulen, orgel makers te Weert. Zij maakten daarbij gebruik van de historische kas en bijbehorende frontpijpen van het Franssen-orgel uit 1868 van de R.K. kerk te Gerwen. De dispositie is evenwel ontleend aan de klassieke Frans-Waalse orgelstijl. De werkzaamheden voorzien in een grootonderhoudsbeurt, waarbij o.m. de tengevolge van door oxidatie aangetaste loden conducten vervangen worden en de intonatie herzien wordt. Roosteren, St. JacobuskerkHet orgel in de St. Jacobuskerk werd in 1857 door M.H. van Dinter gebouwd als een één-klaviers instrument met aangehangen pedaal. In 1910 werd het door Pieter Jan Vermeulen, orgelmaker te Weert verplaatst naar de zijwand van het oksaal en bij die gelegenheid geromantiseerd door het vervangen van enkele stemmen door destijds zo geliefde strijkende registers. Het restauratieplan voorziet in terugplaatsing van de bijzonder rijk gebeeldhouwde kas naar oorspronkelijke locatie, technisch herstel en reconstructie van de oorspronkelijke dispositie Orgelprojecten KKOR onder advies van Ton van EckHaarlem JosephkerkSint Nicolaasga, parochiekerk van Sint NicolaasOrgelprojecten KKOR onder advies van Frits Haaze en Ton van EckTer Apel, WillibrorduskerkHet Nicholson-orgel werd in 1891 als mechanisch pijporgel vervaardigd door de Firma Nicholson & Son te Worchester en eertijds geplaatst in de R.K. parochiekerk St. Saviour in het Engelse Reading. Dit pijporgel heeft nu een tweede leven gekregen in de R.K. parochiekerk van de H. Willibrordus in Ter Apel waar het na een grondige restauratie door de Firma Feenstra uit Grootegast op 7 november in gebruik is genomen. Het 17 registers tellende Victoriaanse orgel is geplaatst in de zuidelijke zijbeuk van de Ter Apeler neo-gotische kerk. Orgelprojecten KKOR onder advies van Cees van der PoelRijssen, parochiekerk van de H. DionysiusOp 19 oktober 1928 vroeg pastoor R.N.J. Peters orgelmaker Bernhard Pels uit Alkmaar een prijsopgave te doen voor de bouw van een nieuw orgel voor de parochiekerk die een jaar eerder gereed kwam. Op 8 januari 1929 tekenden parochie en orgelmaker Pels het contract en in dat jaar was het orgel klaar. Het instrument is altijd ongewijzigd gebleven. Van januari tot half september 2010 restaureerde de firma Pels & Van Leeuwen uit 's-Hertogenbosch het instrument. De werkzaamheden betroffen algeheel herstel van de windladen en de pneumatische tractuur. Verder is het instrument inclusief speeltafel schoongemaakt, is de hoofdbalg opnieuw beleerd en de windvoorziening hersteld naar de oorspronkelijke situatie. Ten slotte is de intonatie gecorrigeerd waar nodig. Het rijk verstrekte subsidie voor deze restauratie in het kader van de Rrwr 2008. Op vrijdag 17 september vond de eindkeuring plaats waarna in een besloten bijeenkomst het orgel werd overgedragen aan de parochie en ingezegend door pastor Scheve. Organist van de kerk., Berto Oosterveen en adviseur Cees van der Poel bespeelden bij deze gelegenheid het orgel. Dispositie drukknoppen onder manuaal I: automatisch pedaal (met Oplosser); vaste
combinaties PP P MF F T (met Oplosser); vrije combinatie (met
Oplosser); register crescendo
transpositeur (registertrekker links in de speeltafel) Klinkende kunst in de Bossche bisdomArtikel uit het bisdomblad van 's-HertogenboschIn onze kerken is niet alleen veel te zien qua religieuze kunst, maar ook veel te horen. Het begint al buiten met het luiden van de soms eeuwenoude klokken, en binnen klinkt koor en samenzang met bijna altijd een belangrijke rol voor het orgel. In het bisdom van ’s-Hertogenbosch zijn iets minder dan 700 pijporgels voorhanden en zelden zijn er twee dezelfde instrumenten te vinden. Betrouwbare begeleidingsinstrumenten zijn er, en soms niet meer dan dat, maar ook zijn ruim 40 orgels in ons bisdom zo bijzonder, dat ze apart als rijksmonument aangemerkt zijn. Grote en indrukwekkende instrumenten als het Dalstein & Haerpfer orgel in de OLV Visitatie te Budel dat op 6 november is ingewijd en als ‘nieuw’ monument in die lijst van klinkende instrumenten is opgenomen. Maar ook kleine en ontroerende instrumenten, zoals het orgel van Esch dat vorig jaar werd gerestaureerd, kan in het samenspel van orgel en organist de toehoorder ongrijpbaar raken. Organisten hebben het over een ‘dragende bas’ zonder dat het te luid is, ‘snijdende mixturen’ zonder het pijn aan de oren doet, of een ‘zilverige klank’ waarbij er niets blinkend hoeft te zijn. Die bijzondere kenmerken van een instrument dat de samenzang kan ‘dragen’ komen to stand onder de vaardige handen van de orgelmaker. Een kunstzinnig ambachtsman dat is hij, want hij moet inzicht en gevoel voor klank en ruimte hebben en kennis van liturgie en natuurlijk muziek. Bovendien moet hij vaardig zijn om de verschillende materialen te kunnen vormen tot een klinkend instrument dat betrouwbaar jarenlang functioneert. Niet alleen die ruim 40 monumentale instrumenten bewijzen dat het Bossche bisdom ruim voorzien is door dat kunstambacht van de orgelbouw, ook met veel andere orgels kunnen de bespelers het oor strelen en het hart raken. Dat dat ook werkelijk gebeurt blijkt wel uit de vele orgel-kringen, de Brabantse orgel-federatie en de talloze lokale orgelcommissies die zich gezamenlijk inspannen voor het orgel en de bijzondere plek die dat instrument in de kerk heeft. Alles van waarde………..moet goed behandeld worden.Een waardevol onderdeel van het kerkinterieur en een grote rijkdom binnen het bisdom, maar ook een kostbaar bezit. Een schitterend instrument komt tot stand dankzij veel ambachtelijke werk, maar ook het onderhouden van een orgel vergt grote kennis en kunde . Wanneer een pijporgel goed behandeld wordt, kan het inderdaad decennialang zonder grote ingrepen functioneren. Goed behandelen wil zeggen, een verantwoord stookgedrag, want het instrument kan slecht tegen grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. Regelmatig klein onderhoud hoort daar ook bij. Het instrument moet op stemming gehouden worden en kleine ongemakken moeten niet opgebouwd worden tot het instrument niet meer functioneert. Specialistische deskundigheidHoewel goede pijporgels dus decennia achtereen zonder mankeren kunnen functioneren, zal na jaren, uitgebreide onderhoudswerkzaamheden niet te vermijden zijn. Ook, en dat komt de laatste jaren steeds vaker voor, kan een instrument naar een andere kerk overgeplaatst moeten worden. Als het dan tot uitgebreid onderhoudswerk komt, komt het net zo sterk op de kunst van het ambachtelijk modeleren van de klank aan, als bij het nieuw bouwen van een instrument. Historisch onderzoek aan het orgel en in de archieven moet duidelijk maken wat het klankideaal was toen het gebouwd werd. Als het instrument overgeplaatst moet worden, moet het orgel bij de ruimte passen en niet alleen qua hoogte en diepte, maar vooral qua klank. Om de juiste keuzes te maken is specialistische kennis nodig. Voor een deel is die natuurlijk bij de orgelbouwer te vinden, maar een parochiebestuur zal vaak behoefte hebben aan meer en objectieve informatie. Ruim zestig jaar geleden hebben de Nederlandse bisschoppen dat erkend en de Katholieke Klokken en Orgel-Raad (KKOR) opgericht met als doel die benodigde expertise ter beschikking van de parochies te krijgen. De adviseurs van de KKOR zijn de door de parochies ingehuurde deskundigen die de te maken keuzes inzichtelijk en ‘verstaanbaar’ kunnen maken. Een parochiebestuur wordt zo in staat gesteld om met gelijke kennis om de tafel te gaan zitten met de vakmensen van de orgelbouwer. Bewaken van de klank en de kasIn juni is het gerestaureerde orgel van de Willibrordus in Deurne
opnieuw in gebruik genomen. Het is een instrument van de 19e eeuwse
gerenommeerde Brabantse orgelbouwers Smits uit Reek. Het is een
instrument uit 1838, maar steeds heeft de parochie gekozen voor behoud
van het orgel en niet voor vervanging. De artistieke kwaliteit van het
instrument bleef kennelijk opvallen en overtuigen. Nu, na de
restauratie, kunt u het zelf gaan horen wat dat in klank betekent.
Het bewaken van die klank was voor een belangrijk deel in handen van de
adviseur van de KKOR. Daarnaast heeft hij voor de parochie gecontroleerd
of het budget wel verantwoord werd gebruikt. Ook dat laatste is een
belangrijke taak van de adviseurs van de KKOR en niet alleen bij
restauraties. Juist ook bij restauraties die níet doorgaan is vaak het
oordeel van de adviseur van doorslaggevend belang. Als een instrument
voor herstel heel veel geld zou vragen, maar op den duur mankementen zal
blijven vertonen, zal het advies zijn om geen geld meer in dit
instrument te steken. Mogelijk kan een kwalitatief beter instrument, met
op den duur lager onderhoudskosten, overgeplaatst worden vanuit een
andere kerk. Uiteindelijk is het doel om met de middelen die voorhanden
zijn het orgel onder de handen van vaardige bespelers het oor van de
toehoorders te boeien, te prikkelen en te blijven inspireren.
|